Artikel DSH-Spezial nr. 2, juli 2013
Nederlandse vertaling
“Alleen een gezonde hond is een goede hond”, moet voor iedere hondenbezitter en fokker duidelijk zijn, zou je denken.
Maar jammer genoeg heeft onze Duitse Herdershond toch meer gezondheidsproblemen, dan officieel toegegeven wordt. En, jammer genoeg ook, worden er aan de andere kant ook veel gezondheidsproblemen “gecreëerd”, omdat zich onder ons veel “experts” bevinden, die natuurlijk direct constateren, dat een hond die slecht springt of zijn staart scheef draagt, Cauda Equina heeft.
Maar is dat altijd zo? NEE! Er zijn natuurlijk ook andere oorzaken voor zulke symptomen.
En rugproblemen zijn niet altijd terug te voeren op Cauda Equina.
Een mogelijke andere kwaal is de Degeneratieve Myelopathie, een weliswaar pijnloze kwaal, maar ongeneeslijk en ten slotte tot de dood leidend. Een kwaal ook, die door middel van eerlijkheid en juiste initiatieven al geschiedenis had kunnen zijn.
Inleiding
Degeneratieve Myelopathie behoorde tot nu toe niet tot de ziekten die tot het bewustzijn van hondenbezitters en –fokkers doorgedrongen zijn. Het is niet zo “alom aanwezig”, als kwalen zoals CES, HD en ED dat zijn. Hondenbezitters die met DM in aanraking gekomen zijn, hebben sinds de laatste jaren via Internet steeds vaker van deze verschrikkelijke ziekte melding gemaakt en anderen opgeroepen, zich ook met dit onderwerp bezig te houden.
Al in de 70-er jaren werd de ziekte als oorzaak van een langzaam vorderende verlamming van de achterste ledematen speciaal bij grotere hondenrassen ontdekt.
Na een Averill-studie in 1973, waarbij 22 honden, waarvan 91% Duitse herders, pathologisch onderzocht werden, wordt de ziekte ook vaak met “Herdershond Myelopathie” aangeduid. In feite, hoewel niet zo veel voorkomend, wordt de ziekte ook bij andere hondenrassen, zoals Rhodesian Ridgeback, Hovawart, Welsh Corgie, Boxer en Siberische Husky, geconstateerd.
In de pathogenese, d.w.z. het ontstaan en de ontwikkeling van DM werd in 2009 een mutatie in het SOD-1 gen van zieke Pembroke Weslh Corgies aangetoond, die o.a. ook bij mensen tot amyotrofe lateraalsklerose (ALS) leidt. Ook in de menselijke geneeskunde wordt uitsluiting van andere ziekten gebruikt om de diagnose zeker te stellen. Tot op heden is deze mutatie bij 59 hondenrassen ontdekt.
Wat is Degeneratieve Myelopathie?
Degeneratieve Myelopathie is een langzaam voortschrijdende, ongeneeslijke neurologische ziekte.
Als men de naam van de ziekte in onderdelen ontleedt: degeneratie = afnemen van orgaan of functie, myelós = ruggenmerg en patheia = ziekte, dan begrijpt men dat het om een ruggenmergziekte gaat, waarbij het zenuwomhulsel (myeline) in het borst- en lende gedeelte van het ruggenmerg vernietigd wordt.
Daardoor ontwikkelen zich meer en meer ongecoördineerde bewegingen van de achterhand, een verstoord bewustzijn daarvan en ongecontroleerde reflexen.
Op de zogenaamde ataxie (verstoring van evenwicht en bewegingscoördinatie) volgt onherroepelijk een verlamming (parese), die zich met het voortschrijden van de ziekte ook naar de voorhand uitbreiden kan.
Over het algemeen treedt DM bij oudere honden op. Het tijdstip van de eerste symptomen wordt in de literatuur verschillend aangegeven, maar ligt meestal op zijn vroegst tussen de 5 tot 7 jaar.
De overlevingsduur na het optreden van de eerste symptomen wordt in de literatuur op 2 tot maximaal 3 jaren gesteld. Een geslachtsverhouding bestaat bij deze aandoening niet.
Symptomen
Duidelijk meer afgeslepen nagels van de achterpoten zijn de eerste aanduidingen van de ziekte. Door het toenemende verlies van coördinatie valt een slingerende, sloffende gang op, alsook een doorzakkende achterhand. De oorzaak daarvan is een verminderde gevoeligheid van de prikkels bij het opstaan. Het kan voorkomen, dat het eerst maar aan één kant voorkomt, maar bij het verdere verloop breidt het zich dan uit naar beide zijden.
De hond krijgt steeds meer problemen met het staan, lopen en opstaan. Hij verliest de controle over blaas en sluitspier, d.w.z. hij wordt incontinent.
Het positieve, als men dat zo stellen kan, is het feit dat de ziekte absoluut pijnloos voor de hond is. Het dier blijft ook geestelijk volkomen helder en toont levensvreugde.
Diagnose
Een diagnose is moeilijk te stellen en bij de levende hond slechts door een uitsluitingsprocedure uit te voeren. Andere ziekten (bv. ruggenmerginfarct, kwetsuur aan een tussenwervelschijf, Cauda Equina, tumoren, enz.) vertonen gelijkwaardige symptomen en dus is er een aantal onderzoeken nodig, die de hond moet ondergaan. Een directe diagnose d.m.v. beeldvormende diagnostiek (MRT, CT, etc.) is momenteel nog niet mogelijk en deze handelingen kunnen alleen maar voor uitsluiting van andere ziektes dienen. Slechts een autopsie van de overleden hond kan een volledige zekerheid geven.
De gen-test
Zoals al vermeld, is er in de VS een test op basis van genetische mutaties ontwikkeld, die een mogelijk verantwoordelijke mutatie direct aantonen kan. Daarbij werd een genetische mutatie gevonden, die aanwezig moet zijn voor de ontwikkeling van de ziekte.
In de uitgevoerde studies behoorden alle honden (van alle rassen, incl. kruisingen) die klinische symptomen van DM toonden, ook genetisch tot “Categorie: at risk (genotype DM/DM)”, d.w.z. zij droegen 2 kopieën van het gendefect. In tegenstelling daartoe waren er ook veel honden bij, die weliswaar genetisch tot de categorie “at risk” behoorden, maar die (nog) geen klinische symptomen van DM vertoonden.
Tot dusver is dus weliswaar aangetoond, dat de mutatie SOD-1-Gen alleen als zij van beide ouderdieren geërfd werd, tot uitbraak van de ziekte leiden kan.
De test op de SOD-1 mutatie is echter een diagnostische hulp bij de klinische beoordeling, maar stelt alleen het risico vast dat het dier aan DM kan gaan lijden.
Tot op heden werd door de wetenschap naast de SOD-1 mutatie nog geen andere factor gevonden, die voor DM mede verantwoordelijk is. De onderzoekers werken momenteel aan de vraag, waarom sommige “at risk” honden klinische symptomen tonen en andere niet.
Een ander gemuteerd gen, een vergif of andere oorzaken zouden het gemuteerde SOD-1 mogelijk kunnen activeren.
Een andere genetische of milieu-afhankelijke oorzaak blijft dus mogelijk.
Op het certificaat van de firma Laboklin staat daarom altijd de aanwijzing:
“Verdere veranderingen van het gen, die eveneens de uiting van de ziekte /symptomen beïnvloeden kunnen, kunnen niet uitgesloten worden. Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van de huidige wetenschappelijke kennis”.
(Bron: Untersuchungsbefund Nr. 1303-W-08 dd. 22.03.2013 Katze vd Donnersbrücke SZ 2256477)
Deze test kan onafhankelijk van de leeftijd van de hond uitgevoerd worden en kan daarom ook bij pups gedaan worden. In het resultaat onderscheidt deze test niet alleen tussen “aangedane” en betreffende de mutatie “vrije” dieren, maar herkent ook klinisch onopvallende dragers van de mutatie.
Daarmee omschrijft deze test het inschatbare risico voor een hond om op latere leeftijd aan DM te kunnen gaan lijden, omdat het aantoont of en in welke toestand het SOD-1 gen , dat tot op vandaag als enig bekend gen met DM in verband wordt gebracht, aanwezig is.
Situatie van de Duitse Herdershond
De OFA (Orthopedic Foundation for Animals) voert in de VS een studie uit , waarbij tot dusver 3113 Duitse herdershonden getest werden. Daarmee is de DH het meest geteste ras in deze studie. Aanwijzing: de studie heeft alleen betrekking op het aantonen van de mutatie in het SOD-1 gen, het is dus géén klinische studie!
Het is niet bekend of de “at risk” geteste honden ook daadwerkelijk ziek zijn.
Overerving
Bij de huidige stand van de wetenschap is als hoofdzakelijke risicofactor voor deze ziekte een mutatie in het SOD-1 gen verantwoordelijk. De ziekte wordt toegeschreven aan een autosomaal recessieve vererving bij een onvolledige penetratie.
Hier wordt met onvolledige penetratie bedoeld, dat ondanks het aanwezige genotype, de kenmerken niet altijd tot uiting komen. Een mogelijke verklaring daarvoor zou kunnen zijn, dat deze honden op voortschrijdende leeftijd alsnog symptomen ontwikkelen of dat men de ziekte nooit ontdekt, omdat de hond het uitbreken van de ziekte niet meer beleeft, omdat hij aan een andere ziekte gestorven is.
De ziekte wordt autosomaal-recessief vererfd, d.w.z. zij komt alleen dan naar buiten, als de mutatie zich in beide kopieën van het gen bevinden (DM/DM) dus wanneer zowel vader als moeder het defecte gen doorgeven. De ouderdieren moeten zelf daarbij niet noodzakelijkerwijs lijder, maar kunnen ook dragers zijn. Het fenotype komt dus niet in iedere generatie naar voren, terwijl de mutatie recessief wel vererfd wordt.
De autosomaal recessieve vererving:
Er bestaan 3 genotypen:
Genotype N/N
( = “vrij” = homozygoot (puur erfelijk) gezond):
Laboklin: “De onderzochte hond is puur erfelijk voor het intacte gen. Hij is geen drager van de mutatie in het SOD-1 gen, die als ernstige risicofactor voor de degeneratieve Myleopathie beschouwd wordt. Aan de nakomelingen wordt alleen het intacte gen doorgegeven.”
Dit betekent: Deze hond heeft naar de huidige wetenschap een extreem gering risico aan DM komen te lijden!
Genotype N/DM
(= “drager”= heterozygoot (gemengd erfelijk) gezond)
Laboklin: “De onderzochte hond is heterozygoot drager van de mutatie van het SOFD-1 gen, die als ernstige risicofactor voor de degeneratieve Myelopathie wordt gezien. Aan de nakomelingen wordt de mutatie met een waarschijnlijkheid van 50% doorgegeven”.
Dit betekent:
Deze hond draagt een kopie van het gemuteerde gen. Door de recessieve vererving bestaat ook in dit geval slechts een extreem klein risico, dat de werking van de mutatie optreedt, d.w.z. dat de hond aan DM gaat lijden. Door kruising met een “vrije” hond” zullen alle nakomelingen “vrij” of “drager“ zijn en daardoor met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet aan DM gaan lijden.
Genotype DM/DM
(= “at risk” of “lijder”, = homozygoot (puur erfelijk) belast)
Laboklin: “De onderzochte hond is puur erfelijk voor de mutatie in het SOD-1 gen, die als hoog risicofactor voor Degeneratieve Myelopathie gezien wordt. Het aantoonbaar worden van de klinische ziekteverschijnselen is waarschijnlijk. De mutatie wordt met 100% zekerheid aan de nakomelingen doorgegeven”.
Dit betekent: Deze hond heeft volgens de huidige kennis een extreem hoog risico om aan DM te gaan lijden. Hij zal slechts met een mutatievrije hond gekruist mogen worden.
Betekenis voor de fokkerij
De beslissing of een hond “ziek” of “gezond” is, ligt niet in het resultaat van de test opgesloten. Het is geen gezondheidsverklaring, want, zoals reeds vastgesteld, geeft het geen diagnose, maar slechts een aanduiding van de grootte van de risicofactor. De enige doelstelling zou moeten zijn, dat de fokkers het testresultaat als richtlijn nemen om paringen, die in het “at risk”- type (DM/DM) resulteren, te vermijden.
In géén geval mag de test de angst van de pup koper aanwakkeren. Het is kynologisch gezien onzinnig, een hond vanwege de uitslag van zijn DM test uit de fokkerij buiten te sluiten of op volle broers of zusters over te dragen. Een gelijke status bij alle broers en zusters kan men alleen verwachten als beide ouderdieren puur erfelijk “vrij” of “at risk” zijn, dus op het genotype N/N of DM/DM getest zijn.
Zie de tabel hieronder.
Fokvoorbeelden:
G-nest van vom Schloss Eberstein
Alle leden van het nest moeten volgens de erfelijkheidslijn puur erfelijk gezond zijn. Motief: beide ouderdieren N/N (genetisch getest).
U-nest van Bellosca
Twee leden van het nest werden genetisch getest en hebben verschillende uitslagen, die op het genotype van de moeder, eveneens genetisch getest, terug te leiden zijn.
De genetische gevolgtrekking op de vader betekent alleen, dat hij in géén geval “lijder” kan zijn, omdat U Two’s Bono puur erfelijk “vrij” is.
Opmerking: Omdat Pandora-Nala van Bellosca d.m.v. een genetische test als “lijder” (DM/DM) ingedeeld is en een dochter is van Vlam vd Lenfert Hoeve, moet Vlam in ieder geval “drager” zijn.
De uitsluitende inzet van DM-vrije dieren zou de genenpool van een ras te zeer verzwakken. En ten slotte zijn er toch ook nog een paar andere factoren die bepalen moeten, of er met een bepaalde hond gefokt kan worden.
Het kan ook niet het doel van de test zijn dat over de gehele lijnen slecht gesproken wordt. Oppervlakkige vooroordelen, die in de kringen van fokkers en hondensportmensen nogal graag worden geuit, brengen de fokkerij schade toe, omdat er mogelijk volledige bloedlijnen “uitsterven”, inteelt en lijnteelt, die aantoonbaar óók nadelen hebben nog meer dan nodig onder de aandacht brengen en daardoor de veelvuldigheid van de genen nog meer beperken.
Een inperking van de genenpool, gebaseerd op een uitsluitend mogelijke genetische aanleg voor een ziekte, leidt onvermijdelijk weer tot andere problemen, daarover zijn de genetici het eens.
Vanwege de omschreven studies door de wetenschap tot nu toe is het in de naaste toekomst niet te verwachten, dat er van de kant van onze fokvereniging enigerlei maatregelen met het oog op de fokkerij genomen zullen worden.
Ja, en natuurlijk is de ziekte tenslotte zeker niet zelden ook een ziekte voor vele fokkers en hondenbezitters, die aan de materie veel geld verdienen. Het betreft meestal oudere honden, wiens “carrière” en/of “fokgebruik” beëindigd is en de eigenaar of fokker
ruimt bijna “geruisloos” zijn kennel weer op voor nieuw “materiaal”. Dit is nu eens bewust provocerend zo voorgesteld en mag niet diegenen betreffen, die ook na de sport- of showcarrière van hun hond nog van hem/haar houden en tot op hoge leeftijd verzorgen.
De toepassing van beschikbare genetische tests kan voor de fokker een hulpmiddel zijn, om bij zijn eigen fokdieren ziekten en fouten uit te sluiten. Waarom wordt dit hulpmiddel dan niet ingezet en gericht gebruikt? Kijkend in de toekomst, kunnen vervolmaakte genetische tests uit het oogpunt van fokhygiëne zeer waardevol zijn, omdat ziekten en fouten vroeg onderkend kunnen worden.
Door de autosomaal recessieve vererving is het eigenlijk zeer eenvoudig om Degeneratieve Myelopathie te berekenen en op de lange duur “uit te schakelen”.
Geen enkele “lijder” moet perse uit de fok buitengesloten worden, ook geen ‘drager”, er moet echter op gelet worden, dat deze honden alleen met “vrije” honden paren. De keuzemogelijkheid in de pool van fokpartners is dus alleen maar beperkter. Waarom zou er dan een probleem met de eerlijkheid hieromtrent moeten zijn?
Belangrijk is alleen het inzicht, wat voor een hond men heeft of als fokpartner gebruiken wil.
Hier nogmaals de motivatie om ook resultaten van “lijders” bekend te maken:
DM/DM met N/N gepaard geeft altijd N/DM, dus géén ziekte, maar “drager” in de F1 – generatie
Motivatie om ook resultaten van “dragers” bekend te maken:
N/DM met N/N brengt nooit het risicovolle genotype DM/DM voort, dus ook geen ziekte!
Conclusie:
Ook als de genetische test voor Degeneratieve Myelopathie alleen de hoog-risicofactor omschrijft, moet de conclusie voor iedere fokker met verantwoordelijkheidsgevoel en iedere bezitter van een dekreu zijn, dat hij zijn hond laat testen, opdat voor de openbaarheid zoveel mogelijk gegevens gewonnen kunnen worden en anderen het resultaat mee kunnen laten tellen in hun selectie voor een nest. Want momenteel is de fokmatige keuze van geschikte fokpartners door middel van genetische tests de enige manier om deze ziekte “te genezen”.
DSH-Spezial heeft een lijst samengesteld, die voorlopig speciaal honden opvoert, die voor deze aandoening getest zijn. En ook, hoewel we daarmee nog slechts aan het begin staan, hopen wij, dat bezitters van dek reuen en fokkers met verantwoordelijkheidsgevoel onze initiatieven oppakken en daarmee een bijdrage leveren onze Duitse herdershond weer iets gezonder te maken.
Literatuur en bronnen:
DM bei Hunden: Neues zur Diagnose, Pathogenese und Behandlung, Dr. Med. Vet. Thomas Flegel, Leipzig,
Interview mit Hundegenetiker, Dr. Jerold Bell (professor für Genetik an der Tufts Cummings School of Veterinary Medicine in Massachusetts) – Deutscher Retriever Club e.V.
Kristina-Stefanie Grohmann – Dissertation zur Erlängerung des Grades eines Dr. Med. Vet. Beim Fachbereich Veterinärmedizin der J.-Liebig-Universität Giessen
Schaffer, Wehner, Sartor & Bertholdt “Degenerative Myelopathie”
Orthopedic Foundation for Animals in Columbia, Missouri
Persönliches gespräch mit Dr. Kai Rentmeister in Dettelbach (April 2013) & Die degenerative Myelopathie des Hundes – Enke – Fachwissen Tiermedizin
Genetics Home References – Guide to Understanding genetic conditions
www.laboklin.de